op weg

door suusschrijft

Haar hart bonkte in haar keel, terwijl ze wist dat ze steeds dichterbij haar bestemming kwam.
Zouden de andere reizigers haar hart kunnen horen? Het geluid leek haar haast oorverdovend.

Waar zou ze hem zien? Ze was er nog nooit geweest. En wat nu als ze hem niet zag? Meteen bellen of afwachten en een stukje rondlopen?

Ze was al een tijdje onderweg. In totaal duurde de reis twee uur en tien minuten,  zo had de reisplanner haar laten zien. Net had de trein al vijf minuten ergens in een weiland stilgestaan. Zul je net zien. Dat was ook niet echt bevorderend voor haar zenuwen.

Veel meer dan weilanden had ze na de laatste grote stad sowieso niet meer gezien. Waar zou ze in terecht komen? De Randstad was zo gek nog niet, dacht ze na de zoveelste kudde koeien.

Misschien was hij te laat. Of zou zij net de verkeerde uitgang nemen. Dan zou hun hernieuwde kennismaking echt anders verlopen dan zij hem tot nu toe al talloze malen voor zich had gezien.

Bang was ze niet alleen voor hoe en waar ze hem zou treffen. Ze was eigenlijk bang voor dit hele gedoe. Want wat als het nu vreselijk tegenviel? Of, misschien nog enger, wat als dit nu liefde was? Ze wist niet of ze daar wel klaar voor was.

De trein minderde vaart en er werd omgeroepen: ‘Het volgende station is … Eindpunt van deze trein. ‘

Onvast op haar benen en met trillende handen begaf ze zich richting de deur van de trein.

Dit was het dus, het moment waar ze al dagen naar uitkeek en tegen op zag.

Een ding wist ze zeker: ze zou met heel haar hart proberen hier iets van te maken. Want dat was wel wat ze wilde.

En met een ferme stap bereikte ze het perron.

Ze zag hem meteen. Hij stond er alsof hij er altijd al was geweest.

.

.